In 2012 verloren we Jean Jacques Peters, voormalig ingenieur van het Waterbouwkundig Laboratorium (1964 tot 1979) en internationaal expert in sedimenttransport, rivierhydraulica en -morfologie. Als eerbetoon aan hem hebben we potamology (http://www.potamology.com/) gecreëerd, een virtueel gedenkarchief dat als doel heeft om zijn manier van denken en morfologische aanpak van rivierproblemen in de wereld in stand te houden en te verspreiden.
Het merendeel van z’n werk hebben we toegankelijk gemaakt via onderstaande zoekinterface.
Fish assemblages as ecological indicator in estuaries: the Zeeschelde (Belgium) = Visgemeenschappen als ecologische indicator voor estuaria: de Zeeschelde (België)
Breine, J. (2009). Fish assemblages as ecological indicator in estuaries: the Zeeschelde (Belgium) = Visgemeenschappen als ecologische indicator voor estuaria: de Zeeschelde (België). Doctoraten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek = PhD theses of the Research Institute for Nature and Forest, T.2009.1. PhD Thesis. KU Leuven/INBO: Leuven. ISBN 978-90-403-0299-2. 263 pp.
Deel van: Doctoraten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek = PhD theses of the Research Institute for Nature and Forest. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
De Schelde ontspringt in St. Quentin (Frankrijk) en mondt 355 km verder uit in de Noordzee nabij Vlissingen (Nederland). Tussen Gent en de monding is de Schelde over zowat 160 km onderhevig aan getijdewerking. In deze studie concentreerden we ons op de Zeeschelde (Belgisch estuarium) met haar drie saliniteit zones: een mesohaline zone, een oligohaline zone (inclusief de Rupel) en een zoetwater zone (inclusief de Durme, Dijle, Zenne, Grote en Kleine Nete). De Zeeschelde wordt vervuild door huishoudelijk en industrieel afval en ten gevolge van landbouwactiviteiten. Toch heeft de Zeeschelde een hoog ecologisch potentieel en een natuurwaarde die door nationale en internationale richtlijnen worden gewaarborgd. Voor het verzekeren van natuurherstel, gecombineerd met veiligheid en toegankelijkheid, werd gekozen voor het wenselijk alternatief van het geactualiseerd Sigmaplan. Als onderdeel van de studies die nagaan of aan de verschillende richtlijnen wordt voldaan, is in de meeste gevallen ook een beoordeling vereist van de status van biota. In de Kaderrichtlijn Water wordt vis vooropgesteld als een kwaliteitselement voor het beoordelen van de ecologische status van overgangswater. Een verschuiving tengevolge van menselijke activiteiten in de soortensamenstelling, abundantie en aantal gevoelige soorten wordt weergegeven in een ecologische kwaliteitsratio, die het verschil aantoont tussen de actuele en de referentietoestand. Daarom ontwikkelden we een visindex die gevoelig is voor dergelijke verschuivingen en die tevens elementen opneemt die van belang zijn voor de habitatrichtlijn. Op basis van vangstgegevens, verzameld over 13 jaar, beschreven we de vissamenstelling in de Zeeschelde langsheen de zoutgradiënt (Hoofdstuk 2). In totaal vingen we voor de drie saliniteitszones 71 verschillende soorten. Elke zone was gekenmerkt door een typische visgemeenschap, die we verder onderverdeelden in gildes of ecologische groepen. De toename van het aantal soorten in de verschillende zones viel samen met een verbetering van de waterkwaliteit (opgeloste zuurstof). Op basis van de recente en historische visstandgegevens stelden we referentielijsten samen diebeantwoorden aan het Maximaal Ecologisch Potentieel (MEP) en het Goed Ecologisch Potentieel (GEP) van de drie saliniteitzones in de Zeeschelde vis (Hoofdstuk 3). De geografische spreiding en ecologische vereisten van elke vissoort waren bepalend om deze al dan niet in de lijst op te nemen. Deze referentielijsten werden gebruikt voor het ontwikkelen van een zone specifieke visindex voor het Zeeschelde estuarium. We groepeerden de vissen uit de referentielijsten in gildes en expliciteerden hun ecologische doelstellingen en de ermee geassocieerde habitateisen (Hoofdstuk 4). De aanwezigheid van de vereiste habitatten garandeert dat de betrokken vissen hun levenscyclus kunnen voltooien. Op regionale en bekkenschaal houdt dat ondermeer ecologische connectiviteit in, op estuariene schaal is dat voornamelijk ruimte en op habitatniveau diversiteit. De bescherming en de maatregelen natuurherstel waarbij slikken, schorren en gecontroleerde overstromingsvlaktes worden gerealiseerd, verhogen de draagkracht van de Zeeschelde voor vis. De habitateisen beschreven in hoofdstuk 4 zijn kwalitatief. Om de connectiviteit te kwantificeren modelleerden we omgevingsvariabelen die een belangrijke invloed uitoefenen op de migratie van diadrome vispopulaties in de Zeeschelde (Hoofdstuk 5). Zo modelleerden we de aan- en afwezigheid van migratoren in de Schelde in functie van temperatuur, opgeloste zuurstof, stroomsnelheid en seizoen. We toonden aan dat met relatief weinig informatie aanvaardbare voorspellingen konden gemaakt worden van de ruimtelijke en tijdelijke verspreiding van migrerende vissoorten. Dat in het zoetwater- en brakwatergedeelte een zuurstofconcentratie van minstens 5 mg l-1 een noodzakelijke habitatvereiste blijkt te zijn, is belangrijk voor het estuariumbeheer. De realisatie en bescherming van afdoende o
Alle informatie in het Integrated Marine Information System (IMIS) valt onder het VLIZ Privacy beleid