Over het archief
Het OWA, het open archief van het Waterbouwkundig Laboratorium heeft tot doel alle vrij toegankelijke onderzoeksresultaten van dit instituut in digitale vorm aan te bieden. Op die manier wil het de zichtbaarheid, verspreiding en gebruik van deze onderzoeksresultaten, alsook de wetenschappelijke communicatie maximaal bevorderen.
Dit archief wordt uitgebouwd en beheerd volgens de principes van de Open Access Movement, en het daaruit ontstane Open Archives Initiative.
Basisinformatie over ‘Open Access to scholarly information'.
[ meld een fout in dit record ] |
Opdracht met betrekking tot het uitvoeren van de kaderrichtlijn water fytoplankton monitoring van de Belgische Kust voor rekening van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu |
Identifier financieringsorganisatie: MM/WB/KRW-009 (Other contract id) Acroniem: KRW FYTO 2009 B Periode: Oktober 2009 tot Oktober 2010 Status: Afgelopen |
|
Instituten (2) | Top |
|
Abstract |
In kader van het project Kader Richtlijn Water (KRW009) werd een monitoring van het fytoplankton en een aantal omgevingsvariabelen doorgevoerd op de Belgische kustwateren. Meer specifiek werden de fytoplankton biomassa (chlorophyll a-chl a), de bloeifrequentie van de plaagalg Phaeocystis en van andere fytoplankton taxa geanalyseerd ter evaluatie van de ecologische status van de Belgische kustwateren. Maandelijkse staalnames en 6 bijkomende staalnames tijdens het fytoplankton groeiseizoen (maart t.e.m. mei) werden uitgevoerd voor de kuststations (W01-W03). Uit de vergelijking van de celtellingen van de periode 2007 – 2010 blijken de patronen in successie gelijkaardig te zijn maar de grootte van de Phaeocystisbloei verschilt van jaar tot jaar zoals wordt weergegeven in de chl a waarden tijdens de Phaeocystis bloeiperiode van 2008 (68, 82 μg/L) en 2010 (69,52 μg/L) in vergelijking met 2009 (34, 36 μg/L).
Chlorophyll a werd getoetst aan grenswaarden die werden vastgelegd in de Europese intercalibratieoefening (Carletti and Heiskanen, 2009) . De ecologische kwaliteitsindex in 2010 was matig (W01,W02) en ontoereikend (W03) wat lager is dan in 2009 (matig) en iets beter dan 2008 (matig in W01 en ontoereikend in W02, W03). Wanneer we de resultaten van de laatste drie jaar uitmiddelen, scoren alle stations matig. De densiteiten van Phaeocystis werden eveneens getoetst, gebruikmakend van het percentage van stalen die de grenswaarde (4*106 cellen/L) overschrijden. Deze drempelwaarde werd voorgesteld in Lancelot et al.(2009) als het aantal waarbij Phaeocystis kolonies die voorkomen in een onbegraasbare vorm. De grenswaarden waarbinnen het percentage van stalen met overschrijding van de drempelwaarde getoetst worden, zijn vastgelegd op de NEA GIG intercalibratieoefening. De ecologische kwaliteitsindex gebaseerd op deze methode varieert van matig (W01) tot goed (W02, W03) in 2010. Vergeleken met 2008 is de toestand beter voor de stations W02 en W03 (zoals in 2009) maar voor station W01 verbeterde de toestand in 2009 en verslechterde in 2010. De bloeifrequentie van grotere niet-toxische taxa (> 20 μm) die de grenswaarde van 2,5*105 cellen/L overschrijden, vormen een mogelijke bijkomende deelmaatlat (Borja et al.,2004). Toepassing van deze deelmaatlat resulteert in een goede (W01) tot matige (W02 en W03) ecologische kwaliteitsindex. Deze verschillende deelmaatlatten werden samengesteld tot een voorlopige 3-delige kwaliteitsindex voor de belgische kustwateren, welke resulteert in een matige (2008: W01; 2009: W01, W02, W02; 2010: W01, W02) tot ontoereikende score (2008: W02, W03; 2010: W03). Een bijkomende deelmaatlat wordt gevormd door de bloeifrequentie van andere potentieel toxische fytoplanktontaxa waarvan de grenswaarden afkomstig uit de aquacultuur worden toegepast. Alle stations bereikten een goede ecologische toestand voor deze deelmaatlat in 2010. Enkel W02 in 2008 scoorde minder en bereikte een matige toestand. Het gebruik van deze deelmaatlat blijft hoedanook onzeker omdat de link tussen aanwezigheid van toxische soorten en eutrofiëring nog niet is aangetoond en verder dient onderzocht te worden. De drie deelmaatlatten evalueren verschillende aspecten van het fytoplankton zoals de biomassa (chl a), bloeintensiteit en frequentie van de dominante fytoplankton taxa en van de plaagalg Pheaocystis. Om die reden worden deze metrieken als complementair bevonden en raden we ten zeerste aan om deze te blijven opvolgen in de komende jaren. |
Top | Instituten |