Over het archief
Het OWA, het open archief van het Waterbouwkundig Laboratorium heeft tot doel alle vrij toegankelijke onderzoeksresultaten van dit instituut in digitale vorm aan te bieden. Op die manier wil het de zichtbaarheid, verspreiding en gebruik van deze onderzoeksresultaten, alsook de wetenschappelijke communicatie maximaal bevorderen.
Dit archief wordt uitgebouwd en beheerd volgens de principes van de Open Access Movement, en het daaruit ontstane Open Archives Initiative.
Basisinformatie over ‘Open Access to scholarly information'.
Ecologisch profiel van de draadworm Heteromastus filiformis (Polychaeta)
Bijkerk, R.; Dekker, P.I.; Tydeman, P. (1996). Ecologisch profiel van de draadworm Heteromastus filiformis (Polychaeta). Rapport RIKZ = Report RIKZ, 96-024. Rijkswaterstaat, RIKZ: [s.l.]. 72 pp.
Deel van: Rapport RIKZ = Report RIKZ. Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ): s-Gravenhage. ISSN 0927-3980, meer
| |
Trefwoorden |
Heteromastus filiformis (Claparède, 1864) [WoRMS]; Polychaeta [WoRMS] Marien/Kust |
Author keywords |
ecologie · milieu · draadworm · heteromastus filiformis · polychaeta · zoute wateren · ecologisch profiel · ecology |
Auteurs | | Top |
- Bijkerk, R., meer
- Dekker, P.I.
- Tydeman, P.
|
|
|
Abstract |
De borstelworm Heteromastus filiformis ("draadworm") komt algemeen voor in de intergetijdezone en het sublitoraal van de Nederlandse kustwateren en estuaria. De soort prefereert fijnzandige, slikkige sedimenten. Het dier leeft permanent ingegraven op een diepte van 10 tot 40 cm en voedt zich met organisch materiaal in de anaërobe zone. Zijn voedsel bestaat voor een belangrijk deel uit bacteriën geassociëerd met organische stof (detritus). Opgeloste organische stof levert vermoedelijk een bijdrage. Ook wierfragmenten worden geconsumeerd, maar de mate van vertering is onbekend. Twee eigenschappen van het dier maken het hem mogelijk door te dringen in milieu's rijk aan organische stof: zijn tolerantie voor langdurig lage zuurstofgehalten (tot ca. 1,5 mg.dm-3) en zijn tolerantie voor langdurig lage zoutgehalten (tot 5,5%o Cl").In intergetijdegebieden van de Waddenzee en de Westerschelde zijn de dichtheden van Heteromastus in de periode 1978 tot omstreeks 1987 toegenomen met circa een factor vijf. In het Grevelingenmeer en Veerse Meer zijn de dichtheden toegenomen direct na de afsluitingen (resp. in 1971 en 1961). Het Veerse Meer is sterk geëutrofiëerd. In het voorjaar van 1988 werden de hoogste aantallen Heteromastus gevonden in opeenhopingen van rottende zeesla.Op de twee locaties in de westelijke en de oostelijke Waddenzee laten de biomassagegevens van Heteromastus uit de penode 1988-1994 een duidelijk overeenkomstig verloop zien. Het bestand aan Heteromastus in de Dollard fluctueert in deze periode min of meer op dezelfde wijze. De gemeenschappelijke terugval in biomassa in 1993 en 1994 op deze drie locaties kan niet worden verklaard uit een teruggedrongen nutriëntenbelasting vanuit het IJsselmeer, en ook niet uit de predator-prooi relatie met de polychaet Nephtys hombergii.In de periode 1990-1994 neemt de biomassa van Heteromastus op de platen van de Wester- en Oosterschelde af. Ook in het sublitoraal van de Westerschelde is een dergelijke teruggang te zien.Verwacht mag worden dat de biomassaproductie van Heteromastus gerelateerd is aan het organisch-stofgehaite van het sediment. Meerjarige aantalsverlopen op een locatie op het Groninger wad bleken echter niet duidelijk gecorreleerd met het organisch-stofgehalte. Sommige aantalstoenames zijn bovendien zo groot dat het onwaarschijnlijk is dat ze veroorzaakt worden door een toename van organische stof op de foerageerdiepte van Heteromastus.Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de populatie-ontwikkeling in hetafgelopen decennium verband houdt met een verminderde predatiedruk uitgeoefend door de zandzager, Nephtys hombergii. Koude winters die gepaard gaan met ijsvorming op het wad leiden tot grote sterfte onder Nephtys. Een jaar later kunnen relatief hoge aantallen van Heteromastus worden aangetroffen.In langere tijdreeksen kan dit verschijnsel geconstateerd worden, bijvoorbeeld op Schiermonnikoog (1964 en 1973), het Groninger wad (1973) en het Balgzand (1980,1983,1985).In hoeverre de maximale dichtheden zijn toegenomen door eutrofiëring is niet met zekerheid te zeggen. Dichtheden in 1987/88 op plaatsen in de Westerschelde zijn 50-200% hoger dan het maximum op een voorkeursstandplaats in het Duitse Waddengebied in de dertiger jaren.Uit zijn voorkomen in vervuilde bodems kan enige tolerantie worden afgeleid voor zware metalen. Olieafzetting op sedimenten belemmert de vestiging en ontwikkeling van juveniele Heteromastus. Een aanzienlijke sterfte (50-90%) wordt veroorzaakt door de kokkelvisserij en plerenspitterij. Baggerspeciestortingen die leiden tot enige depositie van fijn matenaal, kunnen gevolgd worden door een toename van Heteromastus. |
IMIS is ontwikkeld en wordt gehost door het VLIZ.