In deze studie wordt onderzocht of morfologische verschillen bij de mangroveoester Saccostrea cucullata (von Born, 1778) verklaarbaar zijn door de voedselaanwezigheid. In een eerste gedeelte wordt de theoretische hoeveelheid beschikbaar voedsel voor Saccostrea cucullata in Gazi kreek (Kenya) onderzocht, onder de vorm van zooplankton, fytoplankton, particulair organisch materiaal (POC en chlorofyl a) en opgelost organisch koolstof (DOC). Door middel van ANOVA wordt aangetoond dat er weinig significante verschillen zijn in het voedselaanbod van drie van deze vier variabelen (zooplankton, fytoplankton en particulair organisch materiaal) in functie van het getij. Dit houdt in dat de verschillen in voedselbeschikbaarheid voor de oester Saccostrea cucullata enkel worden veroorzaakt door de verschillen in onderdompelingstijd, veroorzaakt door de verschillende hoogtes ten opzichte van de referentie waarop de oesters groeien. Zooplankton en DOC blijken in Gazi kreek overvloedig aanwezig (resp. 4,5x104 tot 8,0x105 ind./l, en 5,44 tot 5,94 mg/l), POC en totaal seston vertonen dezelfde hoeveelheid als in andere kustgebieden (resp. 0,373 tot 1,376 mg/l, en 12,55 tot 20,55 mg/l), en fytoplankton en chlorofyl a zijn in zeer lage concentratie aanwezig (resp. 1,7x103 tot 1,9x105 cellen/l, en 0,055 tot 0,298µg/l). Met behulp van koolstofisotopenanalyse wordt aangetoond dat Saccostrea cucullata zowel detritus afkomstig van mangrovebladeren als van zeegrassen opneemt, maar maaganalyse gaf ook zekerheid over de opname van diatomeeën en dinoflagellaten. De bevindingen in verband met DOC-concentraties sluiten niet uit dat Saccostrea cucullata ook DOC opneemt. De daily ration van Saccostrea cucullata in Gazi kreek, resp. op het hoogste en het laagste niveau, blijkt het hoogst voor DOC (5,5 en 211,9 %), dan volgt POC (1,3 en 49,1 %) en tenslotte zooplankton (0,07 en 2,5 %) en fytoplankton (0,004 en 0,2 %). In een tweede gedeelte wordt (door middel van ANOVA en lineaire regressie) de hypothese getest dat de theoretische hoeveelheid beschikbaar voedsel, onder de vorm van de hoogte ten opzichte van de referentie, in relatie staat tot de morfologische verschillen bij de oesters uit de oesterkwekerij in Gazi kreek, uitgedrukt in lengten en drooggewichten van de organen. Eerst wordt met een ANOVA-toets aangetoond dat formol bijna geen invloed heeft op de afmetingen en gewichten van oesterorganen. Uit onze resultaten blijkt ook dat alle gemeten organen lineair gecorreleerd zijn met de schelplengte, maar dat de hoogte boven referentie geen lineaire correlatie vertoont met de schelplengte. Eén van de belangrijkste vindingen van deze studie is dat er geen aantoonbare verschillen zijn in orgaangroottes bij Saccostrea cucullata groeiend hoog boven referentie of lager in de getijdenzone, terwijl er een groot verschil in potentiële voedingstijd is, met steeds ongeveer dezelfde voedselbeschikbaarheid. |