Zoeken
Zoeken kan via de modus 'eenvoudig zoeken' (één veld) of uitgebreid via 'geavanceerd zoeken' (meerdere velden). Zo kan je bv. zoeken op een combinatie van een auteursnaam (auteur), een jaartal (jaar) en een documenttype.
Boekenmand
Nuttige resultaten kan je aanvinken en toevoegen aan een mandje. De inhoud hiervan kan je exporteren of afdrukken (naar bv. PDF).
RSS
Op de hoogte blijven van nieuw toegevoegde publicaties binnen uw interessegebied? Dit kan door een RSS-feed (?) te maken van jouw zoekopdracht.
[ meld een fout in dit record ] | mandje (0): toevoegen | toon |
Beschikbaar in | Auteurs |
|
Trefwoorden |
|
Contactgegevens
Opdrachtgever: Ministerie van Infrastructuur en Milieu; Rijkswaterstaat; Water, Verkeer en Leefomgeving (WVL)
Auteurs | Top | |
|
Abstract |
Het instrumentarium is als onderdeel van deze studie gebruikt om 1.040 jaar (16 ensemble members van elk 65 jaar) aan synthetische afvoeren te genereren. Dit is gedaan door 1.040 jaar synthetisch weer te simuleren met RACMO en deze reeksen door te rekenen tot rivierafvoer met het hydrologische model Wflow_SBM. Op belangrijke plaatsen in het stroomgebied, die gekozen zijn in overleg met de projectpartners, zijn afvoerreeksen geëxporteerd uit het model. Deze zijn vergeleken met meetreeksen en verder statistisch geanalyseerd met focus op de hoge extreme afvoerwaarden. Hierbij zijn zowel empirische als geparameteriseerde (Gumbel en Generalized Extreme Value - GEV) distributiefuncties van de jaarextremen afgeleid. Deze analyse laat zien dat de parameters van deze distributiefunctie met minder onzekerheid geschat kunnen worden dan met alleen geobserveerde reeksen. Met name de “vorm”-parameter in de GEV-distributie is zeer onzeker met korte reeksen, maar convergeert wanneer de lange reeksen, zoals gegenereerd in dit project, worden gebruikt. De lange reeksen laten ook zien dat, alhoewel de meeste hoogwaters in de winter plaatsvinden, in bepaalde gevallen de meest extreme hoogwaters in de zomer plaatsvinden. Dit is met name het geval in relatief kleine en sterk hellende stroomgebieden. Voor deze gevallen moet overwogen worden om de extreme waardeverdeling te splitsen voor zomer- en winterextremen. Afhankelijk van de kenmerken van het stroomgebied, heeft de gekozen tijdstap van het hydrologisch model aanzienlijke invloed op extreme herhalingstijden. Gemiddeld heeft dit geleid tot een verschil van 20% voor de uurlijkse tijdstap in vergelijking met de dagelijkse tijdstap. Over het algemeen zijn kleinere zijrivieren van de Maas gevoeliger voor de tijdstap van het model. Dit is te verwachten omdat deze stroomgebieden korte reactietijden hebben, van minder dan een dag. Met de lange reeksen van 1.040 jaar kunnen extremen tot een herhalingstijd van ca. 340 jaar goed geschat worden. Daarboven blijft de onzekerheid van de schattingen nog hoog. De verwachting is dat de onzekerheid kan worden verkleind door de lengte van de reeks nog verder te vergroten. Dit kan belangrijk zijn voor ontwerpvragen die vaak, zoals in Nederland, gebaseerd zijn op afvoeren met zeer extreme herhalingstijden. Zomerhoogwaters, vergelijkbaar met die van juli 2021 worden al teruggevonden in de reeks. De neerslagsom over het gehele Maasstroomgebied van de gebeurtenis van juli 2021 is echter dusdanig zeldzaam, dat een nog langere reeks nodig is om hiervan de kans met meer zekerheid vast te stellen. |
Top | Auteurs |