Over het archief
Het OWA, het open archief van het Waterbouwkundig Laboratorium heeft tot doel alle vrij toegankelijke onderzoeksresultaten van dit instituut in digitale vorm aan te bieden. Op die manier wil het de zichtbaarheid, verspreiding en gebruik van deze onderzoeksresultaten, alsook de wetenschappelijke communicatie maximaal bevorderen.
Dit archief wordt uitgebouwd en beheerd volgens de principes van de Open Access Movement, en het daaruit ontstane Open Archives Initiative.
Basisinformatie over ‘Open Access to scholarly information'.
[ meld een fout in dit record ] | mandje (0): toevoegen | toon |
Stroomatlas Zeebrugge: deelrapport 14. Overzicht varende ADCPmetingen Plancke, Y.; Stark, J.; De Maerschalck, B. (2024). Stroomatlas Zeebrugge: deelrapport 14. Overzicht varende ADCPmetingen. Versie 4.0. WL Rapporten, 23_063_14. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. VII, 19 + 26 p. bijl. pp. https://dx.doi.org/10.48607/267
Deel van: WL Rapporten. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. , meer
|
Beschikbaar in | Auteurs |
| |
Documenttype: Projectrapport |
Trefwoorden |
Hydraulics and sediment > Hydrodynamics > Current velocities and patterns In-situ measurements Monitoring ANE, België, Brugge, Haven van Zeebrugge [Marine Regions]; ANE, België, Brugge, Zeebrugge [Marine Regions] |
Author keywords |
|
Project | Top | Auteurs |
|
Auteurs | Top | |
Abstract |
De metingen focusten zich op de stroming in de vaargeul, waarbij meetraaien werden gedefinieerd ter hoogte van de beide (rood, groen) boeienlijnen en het midden van de vaargeul. Een belangrijk aandachtsgebied betrof de zone ter hoogte van koppen van de strekdammen, aangezien deze zone wordt gekenmerkt door een gradiënt van beperkte stroming in de voorhaven, naar sterke stroming buiten de voorhaven. De metingen tonen een sterke ruimtelijk variatie van de stroming: de voorhaven wordt gekenmerkt door aanzienlijk lagere snelheden (0,5 m/s) dan het gebied buiten de voorhaven (tot 1,5 à 2 m/s). Een bijzonder patroon treedt op net buiten de koppen van de strekdammen bij maximum vloed: net buiten de koppen neemt de snelheid eerst snel toe, waarna ca. 50 m buiten de koppen de snelheid terug afneemt; 200 m buiten de koppen neemt de snelheidsgrootte opnieuw toe (tot dezelfde grootte als bij de koppen), om verder zeewaarts, zeer geleidelijk af te nemen. De stroming kent eveneens een variatie over de verticale. De snelheidsgrootte nabij het wateroppervlak is over het algemeen groter dan de snelheid nabij de bodem. Voor de snelheidsrichting - waarbij enkel de snelheden groter dan 0,5 m/s werden beschouwd – wordt zowel tijdens de vloed als de eb een verschil in richting waargenomen tussen de zone nabij het wateroppervlak en nabij de bodem van 20° à 30°. De oorzaak van deze verschillen is vermoedelijk toe te schrijven aan de lokale topo-bathymetrie, densiteit-gedreven stroming, een verschillende invloed over de verticale van de strekdammen en de wind. Een laatste vaststelling is de aanwezigheid van (grote) neren in de voorhaven, met name in de getijfase rond hoogwater. De instromende vloedstroming creëert een grote neer die roteert (~ 0,5 m/s oftewel 1 knoop) in wijzerzin, terwijl deze neer zelf een tweede neer initieert die roteert (~ 0,3 m/s oftewel 0,5 knoop) in tegenwijzerzin. |
Top | Auteurs |